OPINIE: Gezocht: de onbekende soldaat (m/v)

De herdenking van de Eerste Wereldoorlog gaat haar laatste kwartaal in. Historica Sophie De Schaepdrijver herhaalde onlangs in De Tijd dat een klein land als België zich in 1914-1918 wel móést verdedigen tegen de aanval van een grootmacht. Een eeuw later is onze veiligheidscontext ingrijpend gewijzigd, maar we hebben nog steeds nood aan een performant en modern leger van beroepsmilitairen.
Deze legislatuur stipuleerde minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) dat ons leger in 2030 maximaal 25.000 manschappen (van wie 1.000 burgers) mag tellen. Het ziet ernaar uit dat we daar vlugger dan gepland zullen landen. Eind 2017 werd het legercontingent (het maximaal aantal soldaten dat op eenzelfde dag van het jaar onder de wapens mag zijn) voor dit jaar vastgesteld op 29.225 personen. Vandaag duikt het onder de 27.000. Het laatste halfjaar vertrokken dus duizenden militairen; op pensioen of naar een andere job. En de grote uittocht naar het pensioen moet nog beginnen.
Ondertussen raken de vacatures voor het kleiner maar jonger leger van de toekomst niet ingevuld. Militair zijn is geen gewone job. Dat is het nooit geweest. Maar een onaantrekkelijk loonpakket en een beroep dat soms moeilijk te combineren valt met een gezinsleven wreken zich op de arbeidsmarkt. Het leger is vandaag geen partij voor de beloftes van de privésector. Zeker niet voor starters, terwijl we net die jongere doelgroep moeten aanspreken. Het gevaar voor een onderbemand leger, dat moeilijk inzetbaar wordt, dreigt.
Veiligheid loont alleen in privé
Niet alleen het leger kampt met deze problemen. De rekrutering bij de federale en lokale politie en de nieuwe Directie Beveiliging (DAB) zit ook in het slop. Ondanks de spotjes en advertenties voor deze profielen. Ook al kluisteren uitgekiende docusoaps over F16-piloten (VTM), de marine (VIER), de hulpdiensten (VIER) en in het najaar De veiligheid van het land (Eén) het brede publiek aan de buis. Ook al blijft veiligheid het nummer één issue dat Belgische en EU-burgers bezighoudt.
Het lijkt of veiligheid niet loont. Behalve in de privé, waar de branche als geen ander boomt. Er loopt dus iets goed fout in onze publieke veiligheidssector.
Toch zijn er lichtpuntjes. Zo is er vandaag een sense of urgency voor een uitgebouwde pool van reservisten, waarop het leger moet kunnen bogen.
Daar hadden we helaas de aanslagen voor nodig. De Reserve bewees zijn diensten schouder aan schouder met beroepsmilitairen in het kader van Operatie Vigilant Guardian. Onlangs nog gooide professor Jonathan Holslag hoge ogen door tot de Reserve toe te treden.
Een langetermijnvisie dringt zich wel op. We hebben de komende vier jaar 7.400 nieuwe militairen nodig. Dat heet: 7.400 personen die door de selectietests raken én nadien ook willen blijven. In 2017 werden 141 officieren, 616 onderofficieren en 602 vrijwilligers ingelijfd. Technische en logistieke vacatures raken echter ondermaats ingevuld door gebrek aan interesse. Nochtans zijn die functies cruciaal. Anderzijds blijkt het aantal vrouwen dat solliciteert bij Defensie in de lift te zitten.
Los van investeringen in materieel is investeren in personeel vandaag dé uitdaging voor Defensie. Het spook van de dienstplicht laten we best op zolder. De investering is te groot, het rendement te laag. Bovendien moeten we jongeren al vroeger bereiken. Met zomerstages bijvoorbeeld: een soort vakantiejobs waarin ze kunnen kennismaken met alle aspecten van de krijgsmacht, die immers ook technische profielen en IT'ers nodig heeft. Daar zit ook het nut van de Reserve in vervat. Dat impliceert out of the box denken om jongeren, werknemers én werkgevers van dit nut te overtuigen. En wat doen we met militairen die te oud zijn voor het beroep, maar te jong voor het pensioen? Ook daar kan meer uitwisseling van knowhow met het bedrijfsleven gebeuren.
Veli Yüksel (CD&V) is federaal volksvertegenwoordiger. Hij zetelt in de commissie voor Landsverdediging. Hij is auteur van het boek Veiligheid voor iedereen.
Dit opiniestuk verscheen in De Morgen van 28 augustus 2018. Lees het hier.